Het Eurovisie Songfestival is ontstaan uit de behoefte van een verdeeld Europa om zich te herenigen na de oorlog. De European Broadcasting Union (EBU) besloot een licht entertainmentprogramma te creëren dat de landen weer bij elkaar zou brengen, wat leidde tot het Eurovisie Songfestival.
Dit festival vond zijn inspiratie in het Sanremo Music Festival in Italië en zag zijn eerste editie op 24 mei 1956 in Lugano, Zwitserland. Zeven landen namen deel, elk met twee nummers, waarbij gastland Zwitserland de primeur had. Dit was de enige editie waarbij landen twee nummers konden insturen; vanaf de tweede editie was dit beperkt tot één liedje per land.
Hoewel het Eurovisie Songfestival oorspronkelijk bedoeld was voor deelnemers uit EBU-landen, hebben landen zoals Israël en Australië, die geografisch gezien buiten Europa liggen, deelgenomen. Dit is mogelijk omdat ze lid zijn van de EBU, waardoor ze zich kwalificeren voor deelname.
Australië, hoewel geen lid van de EBU, kreeg eenmalig de kans om deel te nemen ter gelegenheid van het zestigste jubileum van het festival, maar vanwege het succes is hun deelname sindsdien voortgezet.
Enkele landen, bekend als The Big Five - Spanje, het Verenigd Koninkrijk, Italië, Duitsland en Frankrijk - hebben een permanente plek in de finale. Dit komt niet door artistieke prestaties, maar door hun grote financiële bijdrage aan het festival. Het gastland is ook automatisch gekwalificeerd voor de finale.
Het stemmen bij het Eurovisie Songfestival is verdeeld tussen het publiek, dat thuis vanaf de bank stemt, en een vakjury. Beide hebben de helft van de stemmen te verdelen.
Er is veel onderzoek gedaan naar de stemrelaties tussen Europese landen tijdens het Eurovisie Songfestival. Vriendjespolitiek speelt een belangrijke rol, waarbij buurlanden elkaar vaak punten gunnen. Dit fenomeen is ook te zien tussen groepen landen, zoals de Balkan-landen en de Scandinavische landen, die elkaar vaak punten toekennen.